Wanneer kan het aanvullend pensioen worden opgenomen?

Om de stijgende pensioenlasten omwille van de vergrijzing van de bevolking af te remmen, neemt de regering verschillende maatregelen om de vervroegde (brug) pensionering af te remmen. Vanaf 2019 is wettelijk pensioen ten vroegste mogelijk vanaf 63 jaar indien een minimale loopbaan van 42 jaar gepresteerd is. Daarnaast wordt de normale pensioenleeftijd van 65 jaar geleidelijk verhoogd naar 66 jaar vanaf 2025, en 67 jaar vanaf 2030.

Tot recent waren de gevolgen voor de opname van de aanvullende pensioenen eerder beperkt tot de minimale leeftijd van 60 jaar. Om de activering van ouderen te promoten was bovendien de eindbelasting verlaagd in functie van de leeftijd bij opname (20% op 60 jaar; 18% op 61 jaar; 16,50% tussen 62 en 65 jaar; 10% op 65 jaar indien actief op de arbeidersmarkt tot 65 jaar).

De Wet van 18 december 2015 tot ‘waarborging van de duurzaamheid en het sociale karakter van de aanvullende pensioenen en tot versterking van het aanvullende karakter ten opzichte van de rustpensioenen’ brengt echter grote veranderingen. Na afloop van enkele overgangsmaatregelen moeten de aanvullende pensioenen immers opgenomen worden op het ogenblik van de wettelijke pensionering, niet vroeger en niet later! Bovendien is het bedrag van het aanvullend pensioen beperkt tot de verworven rechten op het ogenblik van de wettelijke pensionering. Dit betekent dus dat vervroegde pensionering niet langer kan aangemoedigd worden door de aanvullende pensioenen te verhogen (bv. de storting van een éénmalige premie om de niet gepresteerde jaren tussen vervroegd pensioen en normale pensioenleeftijd te compenseren, of de vervroegde opname promoten door een voordelige actualisatie van het pensioenkapitaal toe te passen zullen verboden zijn).

Omgekeerd zal een (vervroegd) gepensioneerde niet langer de mogelijkheid hebben om zijn aanvullend pensioen te laten kapitaliseren bij de pensioeninstelling tot de normale pensioenleeftijd. Vele verzekerden riskeren hierdoor de hoge, oude intrestgaranties te verliezen bij vervroegd pensioen.

Aangezien deze nieuwe regels drastische gevolgen kunnen hebben voor de pensioenplanning zijn er enkele overgangsbepalingen voorzien voor wie ouder is dan 55 jaar op het einde van 2016. Deze personen kunnen hun aanvullende pensioenen nog opnemen vóór hun wettelijke pensionering vanaf volgende leeftijden:

  • Indien 58 jaar eind 2016: opname mogelijk vanaf 60 jaar
  • Indien 57 jaar eind 2016: opname mogelijk vanaf 61 jaar
  • Indien 56 jaar eind 2016: opname mogelijk vanaf 62 jaar
  • Indien 55 jaar eind 2016: opname mogelijk vanaf 63 jaar

Bovendien mogen voor deze personen die minstens 55 jaar zijn eind 2016, de gunstige vertrekbepalingen nog toegepast worden die de verworven rechten op het ogenblik van vertrek verhogen door bijkomende éénmalige premies en/of toepassing van voordelige actualisatie.

Voor iedereen die dus jonger is dan 55 jaar eind 2016 zal het aanvullend pensioen moeten opgenomen worden op het ogenblik van de wettelijke pensionering, zonder bijkomende gunstige vertrekbepalingen.

Enkel indien je voldoet aan de voorwaarden voor wettelijk pensioen (hetzij minstens 63 jaar en loopbaan van 42 jaar vanaf 2019, hetzij minstens de wettelijke pensioenleeftijd van 65 jaar tot 2024, 66 jaar tussen 2025 en 2029 en 67 jaar vanaf 2030), en toch nog niet met wettelijk pensioen zou gaan, mag je het aanvullend pensioen reeds opnemen voor je effectief met wettelijk pensioen gaat.

Het is duidelijk dat deze nieuwe bepalingen belangrijke gevolgen zullen hebben voor de eindeloopbaanplanning en activering van de ouderen.