Gewijzigde spelregels inzake aanvullende pensioenrechten

De spelregels betreffende het verwerven, behouden en opnemen van aanvullende pensioenreserves, worden momenteel geregeld via de WAP (Wet op de Aanvullende Pensioenen) van 2004. Echter, in april 2014 heeft het Europees Parlement een richtlijn gestemd met als doel de mobiliteit van werknemers inclusief de opbouw en het behoud van hun aanvullende pensioenen te verbeteren, de zogenoemde “Portability richtlijn”. Deze richtlijn voorziet erin dat werknemers die in een andere Lidstaat gaan werken hun opgebouwde pensioenrechten niet verliezen. Ook de voorwaarden voor de opbouw van pensioenrechten, zoals bijvoorbeeld de lengte van de vestigingsperiode en de minimum leeftijd, worden aangepast. Ons land moest dus zijn huiswerk maken en de WAP in overeenstemming brengen met deze richtlijn binnen de gestelde periode.

Na consultatie van de betrokken partijen werd deze richtlijn overgenomen in een aanpassing van de WAP die gestemd werd in de kamer op 21 juni 2018. Wat verandert er nu concreet en welke aanpassingen moeten aan uw pensioenplan gebeuren?

  1. In de aansluitingsvoorwaarden van een pensioenplan mocht men voor nieuwe werknemers een leeftijdsvoorwaarde van 25 jaar opleggen. Vanaf 1 januari 2019 mag deze minimale leeftijd van 25 jaar voor de aansluiting niet meer worden opgenomen: “de aansluiting gebeurt onmiddellijk voor alle werknemers die onder het stelsel vallen.” (aanpassing WAP artikel 13, 1ste lid)
     
  2. Het is vandaag ook mogelijk om de aangeslotene pas na 1 jaar dienst de opgebouwde pensioenrechten definitief toe te kennen. Ook deze uitzondering wordt geschrapt en de aangeslotene zal “onmiddellijk aanspraak maken op de verworven reserves en prestaties zoals bepaald in het pensioenreglement.” (aanpassing WAP artikel 17) Bij de sectorale pensioenstelsels spreekt men bovendien pas van “uittreding” indien men vertrekt uit de sector en niet van een specifieke werkgever/onderneming. Voor sectoren met veel periodes van tewerkstelling korter dan 1 jaar zoals de schoonmaak of horeca, geeft dit een opeenvolging van veel kleine verworven pensioenrechten per aangeslotene.
     
  3. Tenslotte wordt ook het laatste lid van artikel 17 geschrapt die de pensioeninrichter toeliet om de werknemers onder contract van bepaalde duur pas aan te sluiten eens ze een contract van onbepaalde duur krijgen.

Indien uw pensioenplan één van bovenstaande ‘wervingsvoorwaarden’ voorziet, dient het plan te worden aangepast en wordt er vanaf 1 januari 2019 uitgegaan dat elke voorwaarde vervuld is. Elke werknemer, ongeacht de leeftijd of het soort arbeidscontract, zal bij de indiensttreding onmiddellijk recht hebben op het aanvullend pensioen. Ook voor de werknemers die reeds in dienst zijn, worden hun opgebouwde pensioenrechten ten laatste op 1 januari 2019 toegekend.

We kunnen hierbij enkel de bedenking maken dat deze wetsaanpassing een zware administratieve last/kost zal meebrengen voor ondernemingen met een groot personeelsverloop en een heel jonge populatie. De wetgever poogt dit nog te milderen met de aanpassing van artikel 32 van de WAP betreffende de bestemming van de reserves bij een uittreding uit het pensioenstelsel. Hierin wil men afwijken van de te volgen procedure indien het bedrag van de pensioenreserve op datum van uittreding 150 euro of minder bedraagt (geïndexeerd): in dat geval dienen deze reserves bij de pensioeninstelling te blijven. Desgevallend moet er géén uittredingsfiche worden opgestuurd maar heeft bijgevolg de aangeslotene ook geen keuze tot omvorming naar overlijdensdekking. Er is dan ook geen transfert mogelijk naar de pensioeninstelling van een nieuwe werkgever tenzij dit anders bepaald zou worden in het reglement.
In tegenstelling tot Nederland en het Verenigd Koninkrijk biedt België niet de mogelijk dergelijke kleine pensioenen af te kopen.

De Belgische wetgever heeft deze richtlijn streng geïmplementeerd zonder rekening te houden met de economische realiteit terwijl Europa toch een aantal openingen toeliet om de impact budgettair en administratief te beperken voor alle betrokken partijen.